Aardappelen

Erwinia

Visie op Erwinia
Eind 2016 schreef de NAK een visie op Erwinia, bedoeld als evaluatie van het huidige beleid en bezinning op toekomstig beleid. Over de NAK-visie is intensief met de sectororganisaties overlegd. Dit overleg is de basis voor besluitvorming in 2017, over de latentietoets en de veldkeuringsnorm voor de klasse E.
De veldkeuring is een onmisbaar instrument om de kwaliteit van pootgoed vast te stellen. Een laboratoriumtoets op latente besmettingen met Dickeya en Pectobacterium kan die rol niet overnemen, wel aanvullen. Telers en handel maken volop gebruik van de toetsresultaten voor selectie van geschikt basismateriaal. Na vijf jaar toetsen in de klassen PB en S blijkt dat een groot deel van het pootgoed latent besmet is met één of meerdere ‘Erwinia’ soorten. Met de toets schonen we de top onvoldoende op. Als opschoning het doel blijft, dan is daarvoor meer inzet nodig. Bijvoorbeeld door ook de klassen PB2 en PB3 integraal te toetsen.
Er is een duidelijke correlatie tussen de zwaarte van een latente besmetting en symptoomexpressie in het veld. De NAK keurt risicogericht op basis van het toetsresultaat.
Op rasniveau is de correlatie tussen het resultaat van de latentietoets en symptoomexpressie sterk verschillend. Daarom is de latentietoets geen geschikt middel voor classificatie of om rassen in te delen in risicocategorieën.

De sector stelde enkele speerpunten vast als vertrekpunt voor besluitvorming in 2017:

  • Het accent bij ‘risicogericht’ keuren verleggen naar laag risico in plaats van hoog risico; deze wijziging moet telers een positieve prikkel geven.
  • Herziening normstelling klasse E.
  • Voortzetting van de latentietoets in 2017.
  • Uitwerking van het NAK-plus model. Dit model voorziet in vrijwillige aanvullende bedrijfsnormen en in informatiecomponenten ten behoeve van afnemers (bijvoorbeeld toetsuitslagen).

Herziening van de huidige normstelling klasse E is een logische stap

Normstelling klasse E

Ondanks de huidige nultolerantie bij de veldkeuring in de klassen PB t/m E, vinden we in veel partijen een latente besmetting. Een van de verklaringen daarvoor is, dat we in het veld de meeste besmettingen niet zien. Daarnaast zorgen rotte knollen tijdens de oogst voor versmering. De nulnorm is een instrument om het besmettingsniveau zo laag mogelijk te houden. Over het doel van de nulnorm bestaat voor de klasse PB, S en SE geen twijfel. Dat is de top, die moet zo vrij mogelijk zijn voor een schone nateelt. Uit de resultaten van de latentietoets weten we dat generiek ‘vrij van’ betrekkelijk is en vermoedelijk onhaalbaar.
Besmettingen zien we al vanaf het eerste jaar in het veld. Voor de klasse E ligt het beeld anders. Dat is vaak pootgoed van generatie 6 of 7. Het is dan logisch dat er meer latente besmetting in zit dan in een partij PB. Er is dus ook meer kans op een plant met Erwinia-symptomen. De nulnorm voor deze klasse diende vooral een handelsbelang, maar hoge garanties hangen er niet aan. De huidige nulnorm staat niet meer in verhouding tot de fytosanitaire status van het gemiddelde van deze klasse. Ook is er sprake van een factor toeval in de keuring. Of een keurmeester die ene plant wel of niet vindt, hangt van veel factoren af. Vanuit die optiek is herziening van de huidige normstelling (klasse E) een logische stap. Een E met enkele bacterieplanten, is niet per definitie een slechte E.
In maart 2017 neemt de vaste commissie een besluit over herziening van de Erwinia-norm voor de klasse E.

Groeischeuren en B-norm

De verwerkende industrie (VAVI) constateerde in november 2016 een groot tekort aan pootgoed van frietrassen. Door groeischeuren voldeden veel partijen niet aan de norm. De NAK ontving een voorstel voor aanpassing van de klasse B-norm voor groeischeuren. Met een normaanpassing zou het tekort aan pootgoed voor een deel opgelost kunnen worden.
Na raadpleging van de sectororganisaties besloot de vaste commissie met ingang van 7 december de groeischeurnorm aan te passen, uitsluitend voor de klasse B en alleen voor het lopende seizoen. Voor de hogere klassen veranderde er niets, dus ook niet voor de export naar andere landen. Het ging afnemers voor de verwerkende industrie alleen om uitgangsmateriaal voor de verwerking in 2017. Daarvoor is pootgoed van klasse B voldoende.
Partijen in de sector denken erg verschillend over de noodzaak om via een normaanpassing een soortgelijk knelpunt op te lossen. De adviesraad en de vaste commissie van de NAK waren er helder en eensluidend over. Hier moet een structurele oplossing voor komen, zodat dit niet meer op deze manier nodig is. Maar de deuren hermetisch sluiten is niet verstandig. Er kan ooit weer een calamiteit ontstaan die een ad hoc oplossing noodzakelijk maakt.
In 2017 besluit de vaste commissie over een structurele oplossing.

True Potato Seed (TPS)

De voorbereiding voor het TPS-experiment zit in de eindfase. Dit experiment maakt afzet van aardappelzaad (TPS), zaailingen en TPS-knollen van hybride rassen mogelijk, vooruitlopend op passende EU-regelgeving. De verkeersrichtlijn voor pootaardappelen is (nog) niet ingericht voor afzet van zaad en knollen uit (hybride) zaad. De NAK is vertegenwoordigd in de TPS-werkgroep. Dat gebeurt in nauwe samenspraak met betrokkenen van EZ en NVWA.
Naast fytosanitaire en kwaliteitsaspecten speelt ook de rastoelating een belangrijke rol. Het is nog onduidelijk of het huidige UPOV-protocol, eisen aan uniformiteit en stabiliteit, onverkort toepasbaar is op hybride aardappelrassen. Nederland is van mening dat de beoordeling van de uniformiteit een belangrijk doel van het experiment is. Ook vindt Nederland dat rassen in onderzoek voor opname op de rassenlijst onder het experiment moeten vallen.
Voor afzet van TPS moet ook de fytosanitaire regelgeving worden aangepast. Dat traject (NVWA/EZ) loopt parallel aan het experiment-traject. Naar verwachting komt er in begin 2017 duidelijkheid over de haalbaarheid van het experiment.

Risicogericht keuren

Risicogericht keuren is een strategiedoel van de NAK. Tot nu toe is sprake van verschillende benaderingen. Voor de nacontrole (virusonderzoek) geldt een ‘laag risico’ benadering. Rassen met een lager risico krijgen meer ontheffingsruimte. De veldkeuring wordt gestuurd vanuit een ‘hoog risico’ benadering. Percelen met een hoger risico worden vaker gekeurd. En voor de partijkeuring is een systematiek in voorbereiding voor een ‘laag risico’ benadering.
Het is de bedoeling om voor alle onderdelen van de keuring uit te gaan van een ‘laag risico’ benadering. Dat betekent: minder intensief keuren als dat verantwoord is. Daarmee bespaart de NAK  kosten. Dat voordeel moet via lagere tarieven bij de telers terechtkomen. Voor de nacontrole is dat al het geval, voor veld- en partijkeuring is hiervoor een aanpassing van de tariefstructuur nodig.

EU-klassen

Bij de aangifte voor de keuring van pootgoed in 2016 zijn de nieuwe EU-klassen voor pootgoed ingevoerd. Nagenoeg alle lidstaten kozen voor de EU-classificatie, maar niet allemaal op dezelfde manier. De benamingen van de klassen en de bijbehorende maximale veldgeneratie zijn echter gelijk.
Nederland koos voor een simpele variant: één generatie per klasse, handhaving van de huidige NAK-normen en geen verplichte aanduiding van het generatienummer. Volgens EU-regels is het aantal generaties per categorie gelimiteerd. Het nieuwe classificatieschema is als volgt:

Klasse Generatie (max.)
PBTC (miniknollen)
uitgangsplant (traditioneel)
G0
PB 1 G1
PB 2 G2
PB 3 G3
PB 4 G4
S G5
SE G6
E G7
A G8
B G9
  • Categorie Prebasis
  • Categorie Basis
  • Categorie Gecertificeerd

Minder intensief keuren als dat verantwoord is

Aardappelseizoen

Verlagingen in percelen

Verlagings­percentage nacontrole gehalveerd

Certificering pootaardappelen einde seizoen

0
ton
2016
0
ton
2015
0
ton
2014

Grondonderzoek op AM

De bouw van een nieuwe AM-applicatie is gestart.

Aantal soortbepalingen
0
2015-2016
0
2014-2015
0
2013-2014