Fytosanitaire werkzaamheden

De import- en exportinspecties van pootaardappelen en landbouwzaaizaden worden door NAK-keurmeesters als onbezoldigd ambtenaar uitgevoerd. Deze fytosanitaire taken worden nauwgezet en efficiënt uitgevoerd. Dit werd ook in 2016 bevestigd door de audits en de beoordelingen van de NVWA. De NVWA is verantwoordelijk voor het toezicht op de door de NAK uitgevoerde fytosanitaire inspecties.

In het verslagjaar werden 6.089 fytosanitaire certificaten afgegeven. De NAK heeft geen importinspecties voor consumptieaardappelen uitgevoerd. Wel waren er 35 importinspecties voor zaaizaden.

Door uitbreiding van het aantal vondsten in de afgelopen jaren wordt het aantal cirkelgebieden groter en daarmee ook het aantal percelen waarvoor een verplicht onderzoek Meloïdogyne chitwoodi geldt.

Het toetsen van monsters op Pospiviroïden was nieuw in 2014. Na deze toetsing zijn geen nieuwe besmettingen meer gevonden. Hierdoor werd er, net als het jaar ervoor, een minder streng bemonsteringsregime toegepast met 459 onderzochte monsters.

Surveywerkzaamheden

Voor fytobewaking voert de NAK, in opdracht van de NVWA, de volgende surveys uit:

  • Bruinrot en ringrot (zowel survey als tracering)
  • Oppervlaktewater
  • Meloïdogyne chitwoodi & fallax
  • Aardappelmoeheid (AM)
  • Pospiviroïden en Andesvirussen
  • Monitoring van zaaizaden

Monitoring zaaizaden
De NAK voert in opdracht van EZ ook een survey uit op het voorkomen van Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s) in partijen maïs die in Nederland worden geïmporteerd als zaaizaad. Gezien de hoge maatschappelijke belangstelling hiervoor en de noodzaak vanuit politieke hoek is hier toezicht op. Bij tracering van GGO’s zal, na melding hiervan bij de opdrachtgever, handhavend worden opgetreden door EZ. Elk jaar toetst de NAK 25 monsters.

Het aantal bruinrotmonsters voor tracering steeg in 2016 met 962 monsters. Aanleiding hiervoor is dat in het verslagjaar een aantal traceringsonderzoeken zijn gestart door de NVWA om de bron van besmettingen te kunnen lokaliseren.

Verder zien we een lichte stijging in het aantal monsters voor onderzoek naar Pospiviroïden en Andesvirussen. In het verslagjaar zijn op het Proef- en Controlebedrijf meer monsters van stammen uitgepoot. Dit is weer een gevolg van uitbreiding in de stammenteelt die in Nederland gaande is.

Doordat er afgelopen twee jaren niet meer in het zetmeelgebied werd bemonsterd voor AM-onderzoek, ligt het aantal onderzochte monsters bijna op hetzelfde niveau als vorig jaar, met 372 onderzochte monsters.