Aardappelen

Invoering EU-klassen

Vanaf januari 2016 is het EU-klassensysteem van kracht. Dat is het resultaat van de invoering van nieuwe Europese regels. In het verslagjaar is met de sector uitvoerig gesproken over de invoering van de EU-klassen. Telers en de handel kozen in grote meerderheid voor een eenvoudig systeem, uitgaande van maximaal negen veldgeneraties. De belangrijkste wijzigingen zitten in de huidige klasse S. Dat worden maximaal vier generaties PB. Daarnaast vervalt de 5-jarige stam als prebasispootgoed. Die stam heeft geen uitzonderingspositie meer. Alle partijen met klasse PB4 kunnen in het nieuwe systeem als klasse S vermeerderd worden. De klasse E2 vervalt.

Ook werd gekozen voor een vaste afkap, namelijk één generatie per klasse, handhaving van de huidige nationale normen en vermelding van het generatienummer op verzoek.
Verder wordt EC-grade omgezet in Union grade. Die aanduiding is verplicht voor afzet naar bijvoorbeeld de Azoren. Klasse E wordt dan Union grade E. De normen blijven gelijk. Dat laatste geldt echter niet voor alle landen.

Keuring stammen

De keuring van stammen wordt vanaf teelt 2016 op enkele punten aangepast. De vrijstelling van keuring voor jonge stammen blijft bestaan. Wel vervalt de mogelijkheid van overdracht van ongekeurde stammen. Afzet als PB is alleen mogelijk als de stam volledig is gekeurd, inclusief nacontrole. De afzet als veldgewas blijft beperkt tot PB1 en PB2. Als compensatie voor het vervallen van de 5-jarige stam krijgen ongemengde, traditionele stammen als onderscheidend kenmerk een “T” in het stamnummer.

EU-experiment aardappelzaad

Enkele kweekbedrijven ontwikkelen hybride aardappelrassen op basis van inteeltlijnen. Als deze rassen voldoende uniform gemaakt kunnen worden, opent dit de weg voor afzet van aardappelzaad (True Potato Seed – TPS) en de eerste generatie knollen die daaruit groeien.

Voor afzet van TPS en TPS-knollen is de huidige EU-regelgeving niet ingericht. Vooruitlopend op noodzakelijke aanpassing van de regels heeft de EU-Commissie een werkgroep samengesteld die een EU-experiment moet voorbereiden voor afzet van TPS en TPS-knollen. De NAK neemt hier namens Nederland aan deel, in nauwe samenspraak met EZ en de NVWA. De werkgroep brengt de randvoorwaarden voor een dergelijk experiment in kaart, zoals eisen aan bedrijven, toetsverplichtingen, kwaliteitseisen aan zaad en wel of geen noodzaak van het Cultuur- en Gebruikswaarde Onderzoek (CGO). Naast fytosanitaire en kwaliteitsaspecten is ook de ras-toelating nog een onzeker punt, vanwege de huidige UPOV-eisen wat betreft uniformiteit en stabiliteit.

Veldkeuring

In het verslagjaar waren er meer problemen met de virusziekten. Aan het eind van het teeltseizoen kwam in bepaalde gebieden primair virusziek voor en daardoor vielen de nacontroleresultaten niet mee. Tijdens de veldkeuring werd weinig verlaagd op bont. Wel kwam er regelmatig een bonte plant voor. Vroeg in het seizoen hadden we te maken met veel perzikbladluizen. Al bij het afkloppen van aardappelplanten begin juni en in de vangbakken eind juni werden grote aantallen bladluizen gevonden. De primaire besmetting kwam later in het seizoen naar voren. Dit betrof vooral besmetting met het Y-virus die niet meer zichtbaar werd in het veld.

Nacontrole

Het verlagingspercentage was hoger dan de laatste jaren en is opgelopen tot bijna 15%. Het afkeuringspercentage is uiteindelijk beperkt gebleven tot 1,3 %. Klasse E2 komt er slechter uit dan de klasse E1.

Vier positieve reacties?

Bij het nacontroleonderzoek worden 50 knollen samengevoegd. Dit betekent dus vier reacties van de 200 knollen. Omdat statistisch geen goede uitslag kan worden geproduceerd bij vier positieven, wordt in dit geval aanvullend nog een monster van 400 knollen genomen. Hierdoor wordt de spreiding kleiner en kan de partij terugkomen in klasse als hierbij één of enkele negatieve reacties voorkomen. Blijft deze uitslag uit, dan is alsnog een herkeuring mogelijk van 800 knollen. Het totale maximaal aantal knollen is 1.400. Hoe groter het monster, des te kleiner de spreiding en des te betrouwbaarder de uitslag.

Aanvullend onderzoek

Voor het aanvullend onderzoek zijn in totaal 561 monsters getoetst. Vorig jaar waren dat 40 monsters. Het resultaat was afgelopen jaar als volgt:

  • 50% terug naar klasse A/E
  • 15% klasse C
  • 34% bleef afgekeurd, hierbij ging het om 187 percelen.

Ook waren er 97 percelen in de Alsnog herkeuring, met de volgende resultaten:

  • 53 percelen afgekeurd
  • 18 percelen klasse C
  • 26 percelen klasse A.

Chitwoodi

De resultaten van het chitwoodi-onderzoek liggen op hetzelfde niveau als vorig jaar. Wel komen er elk jaar enkele aangewezen gebieden of uitbreiding van bestaande gebieden bij. Percelen binnen de aangewezen gebieden krijgen een verplicht onderzoek en in het verslagjaar was dit van toepassing op 1.569 percelen.

Over het chitwoodi-onderzoek is veel discussie. Er wordt gezocht naar alternatieven, zodat telers al voor het poten hun risico beter in kunnen schatten.

Partijkeuring

Door de late oogst onder natte omstandigheden zijn er in het verslagjaar problemen geweest met aanhangende grond. Vooral bij export naar landen met de eis vrij of praktisch vrij.

Geconstateerd wordt dat er veel partijen gesorteerd worden op de grens van goedkeuring. In een baal 35/55 mogen vier afwijkende knollen voorkomen. Dit is inclusief de knollen met schurft boven de norm en knollen met grondkappen.

Ook is de norm voor Phytophthora en droogrot aangescherpt. Het gehele seizoen geldt dezelfde norm als voor natrot, namelijk sporadisch en dat is één per 250 kg.

Wanneer wordt getwijfeld of er sprake is van zwarte spikkel, dan is een loep een uitkomst, omdat hiermee duidelijk het verschil met symptomen van zilverschurft zichtbaar wordt.

Zilverschurft

Zilverschurft geeft bij export naar een aantal landen problemen. Ook zwarte spikkel wordt hierbij meegeteld. Zwarte spikkel geeft, omdat knollen geheel kunnen inzinken, later vaak nog meer schade dan zilverschurft. De zilverschurftnorm voor een aantal landen is 10% van de knollen voor 1/3 deel bezet.

pimvandermaden-15070400261-1100h

Risicogericht partijkeuren

In het verslagjaar zijn voorbereidingen gestart om het project risicogericht partijkeuren op te zetten. In het voorjaar van 2016 gaat de NAK onderzoeken hoe de partijkeuring effectiever kan worden uitgevoerd. Het doel is om het aantal klachten terug te dringen en de verantwoordelijkheid voor het afleveren van een kwalitatief goede partij bij de teler neer te leggen. Telers die deze verantwoordelijkheid aan kunnen worden minder bezocht.

Gedacht wordt om het risico zowel op bedrijfsniveau als op partijniveau te bepalen. Bij bedrijfsniveau moet worden gedacht aan een beoordeling op basis van klachten en keuringsresultaten uit voorgaande jaren.

Op partijniveau kan het risico worden bepaald op basis van een eerste bruto beoordeling. Partijen die bij de eerste of bruto beoordeling ruimschoots aan de norm voldoen, hebben een lager risico en zouden bijvoorbeeld kunnen volstaan met alleen een eindkeuring.

Aardappelseizoen

Verlagingen in percelen

Afkeuringen in percelen

Nacontrole

Certificering pootaardappelen

AM-grondonderzoek